Eenheid in de Limburgse taal en waarom de 'oe' en de 'ui' daar niet in thuishoren

November 12, 2021

Waarom schrijven we niet ‘asta loewego moetsjatsjo’, maar ‘hasta luego muchacho’?

Iedere taal heeft zijn eigen schrift of alfabet, zelfs als in de verschillende talen dezelfde letters en accenten worden gebruikt. Zo staat bijvoorbeeld de combinatie ‘ch’ in het Italiaans voor de klank ‘k’, evenals in het Catalaans/Valenciaans. In het Spaans (Castiliaans) daarentegen, wordt hiermee de klank ‘tsj’ bedoeld, terwijl in het Duits deze als een Nederlandse ‘ch’ uitgesproken wordt, waarbij hij in sommige regio’s na een i, e, ü, korte ä of een medeklinker kan neigen naar een ‘sj’. In het Frans dient het accent op de e (‘é’) een heel ander doel dan in het Spaans, namelijk van een stomme ‘e’ (klank ‘uh’) een klinkende ‘ee’ maken, in tegenstelling tot het Spaans, waarin de uitspraak dezelfde is, maar het accent wordt aangebracht om de klemtoon naar de betreffende lettergreep te verplaatsen, als deze volgens de overige uitspraakregels op een andere plek zou vallen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele verschillen in alfabet tussen de verschillende talen.

De letter blijft in het schrift dezelfde, maar krijgt een accent mee om aan te geven dat het een umlaut betreft, zoals een mol of een kruis in de muziek.

Verkleinwoorden

De bovengenoemde verschillen gelden niet slechts voor nationale talen, maar bijvoorbeeld ook voor regionale talen, zoals het Catalaans. Het Catalaans wordt substantieel anders gespeld dan het Castiliaans, ondanks een grote overlap qua vocabulaire. Het alfabet van een taal wordt gekozen — ofwel de betekenis van letters en accenten vastgelegd — op basis van de klanken die in de taal voorkomen, met als doel deze goed en ‘betekenisgetrouw’ weer te kunnen geven. Een mooi voorbeeld hiervan is de umlaut uit het Duits. Verkleinwoorden (uitgangen ‘-chen’, ‘-lein’, of regionaal ‘-le’ of ‘-li’) krijgen in deze taal bijvoorbeeld een klinkerverbuiging mee. De letter blijft in het schrift dezelfde, maar krijgt een accent mee om aan te geven dat het een umlaut betreft, zoals een mol of een kruis in de muziek. Voorbeelden zijn Frau → Fräulein, Haus → Häuschen, Madel → Mädchen, Brot → Brötchen, Hahn → Hähnchen, Bude → Büdchen. Het sterk verwante Nederlands daarentegen, kent geen umlaut bij verkleinwoorden. Wat men eventueel als umlaut zou kunnen duiden zijn klinkerverbuigingen als vol → vullen, die lijken op het in brabantse dialecten voorkomende schop → schuppen, i.p.v. schoppen of prop → prupke i.p.v. propje. Het Nederlands gebruikt vanwege het beperkte aantal klinkerverbuigingen dan ook geen accenten voor umlauten (op Duitse leenwoorden als überhaupt na). Om alle klinkers te kunnen maken die de taal rijk is, gebruikt het Nederlands samenvoegingen, al staan die compleet los van de klank van de individuele klinkers. Om het verschil tussen de Duitse ‘u’ en de ‘ü’ te maken, introduceert het Nederlands de samenvoeging ‘oe’, die naar mijn weten alleen in het Nederlands die betekenis heeft, geenszins lijkt op de o of de e en juist de Duitse ‘u’ representeert, terwijl de Nederlandse lange ‘u’ correspondeert met de Duitse ‘ü’. De korte ‘u’ daarentegen, die ook wel als umlaut van de ‘o’ word gebruikt (in vullen), representeert een klank die dan ook eerder lijkt op de Duitse ‘ö’ dan de ‘ü’, om de verwarring nog groter te maken.

In de schrijfwijze van de meeste Limburgers wordt echter naar hartelust gewinkeld in het Nederlandse alfabet, daar waar het lijkt te kunnen, maar worden umlaut-accenten gebruikt daar waar het Nederlands geen oplossing biedt.

School en het alfabet

Kinderen leren op school het alfabet en leren die letters koppelen aan de klanken die binnen de officiële onderwijstaal gemaakt worden. Regionale dialecten worden vervolgens op fonetische wijze geschreven met het op school geleerde alfabet, zoals het eerder genoemde ‘asta loewego moetsjatsjo’. Het gevolg hiervan is, dat ieder dorp het net wat andere dialect ook net wat anders schrijft, maar zeker als het een grensstreek betreft, worden dialecten compleet anders gespeld aan weerzijden van de grens, terwijl ze qua uitspraak veel op elkaar lijken. Dit viel mij op toen ik mij verdiepte in het Aachen’s dialect, het Öcher Platt. De klanken en verbuigingen komen sterk overeen met de aangrenzende dialecten, maar worden behoorlijk anders geschreven. Sindsdien ben ik het Limburgs en mijn eigen Venloos dialect met hele andere ogen gaan bekijken en is mij op gaan vallen dat ik de spelling vaak niet bij de taal vind passen. De worstelingen die ik voorheen had en bij anderen zie met het schrijven van het Venloos vielen op hun plek. De Limburgse dialecten zitten in tegenstelling tot het Nederlands namelijk vol met klinkerverbuigingen, ook bij alle verkleinwoorden, en lijken in dat opzicht veel meer op het Duits dan op het Nederlands. In de schrijfwijze van de meeste Limburgers wordt echter naar hartelust gewinkeld in het Nederlandse alfabet, daar waar het lijkt te kunnen, maar worden umlaut-accenten gebruikt daar waar het Nederlands geen oplossing biedt. Dat is ook niet vreemd, want het is hoe ze op de lagere school lezen en schrijven hebben geleerd.

De enige reden om in het Limburgs de Nederlandse schrijfwijze van de ‘oe’ en de ‘ui’ te gebruiken, is omdat men niet beter weet en het nu eenmaal zo heeft geleerd op school.

De ‘ui’ en andere misvattingen

Wat me sinds deze inzichten eerlijk gezegd is gaan storen, is het gebruik van de ‘ui’ door Limburgers. Los van de mijns inziens ontbrekende logica in het Nederlands om deze twee letters te gebruiken voor bijbehorende klank, heeft de ‘ui’ in het Nederlands een heel andere betekenis. Woorden die in het Nederlands een ‘ui’ bevatten worden in het Limburgs nooit vertaald met een ‘ui’, maar met een lange ‘oe’ of een extra lange ‘uu’. Het is slechts een toevalligheid dat dezelfde klank in het Limburgs eveneens voorkomt, namelijk als umlaut van de ‘ou’ of de ‘au’. Het Aachen’s dialect kent deze klank ook (i.t.t. het Duits) en schrijft deze dan ook als Umlaut, namelijk ‘öü’. Spreek ze maar eens als korte klinkers achter elkaar uit: ‘ö’, ‘ü’. Spreek ook eens de ‘ou’ uit, waarbij beide klinkers eveneens kort zijn en de ‘u’ de Duitse is en niet de Nederlandse (dus Nederlandse schrijfwijze ‘oh’, ‘oeh’).

Nu we het toch over die Nederlandse ‘oe’ hebben: ook die is mij in het Limburgse schrift een doorn in het oog geworden. Het Limburgs kent in tegenstelling tot het Nederlands namelijk werkelijk lange en korte klinkers (respectievelijk sleep- en stoottonen) en taalgenootschappen en Limburgers worstelen al sinds ik me kan herinneren met de differentiëring daartussen, met accenten op de ‘oe’, zoals boéte (buiten) en boete (boete) en roét (ruit) roet (roet). Ook woorden als het Nederlandse hoog worden moeilijk met trema’s: hoeëg. Bovendien, de functie die de ‘oe’ vervult in het Nederlands, namelijk om geen umlaut-accenten te hoeven gebruiken, valt in het Limburgs weg, zo dus ook de reden om deze te gebruiken. De enige reden om in het Limburgs de Nederlandse schrijfwijze van de ‘oe’ en de ‘ui’ te gebruiken, is omdat men niet beter weet en het nu eenmaal zo heeft geleerd op school.

Een taal begint bij een eigen alfabet. En zo lang een bundeling dialecten geen taal creëert van zichzelf, zal deze uit steeds meer gebieden van het leven verbannen worden en uiteindelijk uitsterven.

Het Catalaans als voorbeeld en voorstellen voor een regionale taal

Het moge wellicht niet meer vreemd klinken dat ik mijn dialect zelf inmiddels anders ben gaan schrijven, als experiment, hetgeen in eerste instantie op nogal wat onbegrip stuitte van de lezers. Mijn uitgangspunt is de taal zo te schrijven dat de spelling erbij past en onafhankelijkheid van de nationale taal is daarbij zoals reeds beschreven van groot belang. Het taalgebied is dan ook niet aan een politieke entiteit als land of zelfs maar provincie gekoppeld. Voor dit besef was voor mij het leren van het Catalaans/Valenciaans zeer helpend en hoewel deze taal geenszins lijkt op het Limburgs was dit inspirerend. Een onderdeel van een taal is dat er regionale verschillen optreden in de uitspraak, maar het schrift voor de gehele zone zo gelijk mogelijk is. Het Catalaans in de provincie Girona (Gerona, Noord-Catalonië) klinkt dan ook anders dan in de provincie Alacant (Alicante, Zuid-Valencia). Het taalgebied strekt zich overigens verder uit tot aan de Balearen en het Zuid-Franse Perpinyà (Perpignan). Sommige woorden worden alleen in bepaalde regio’s gebruikt (net als in het Nederlands), sommige klinkers worden verschillend uitgesproken en heel soms is zelfs de spelling net iets anders. Dan zijn er simpelweg twee geldige varianten binnen het taalgebied.

Het punt is: zo lang men een taal fonetisch blijft schrijven met het schrift van een andere taal, wordt het nooit een eigen taal. Daar is het huidige Limburgs een duidelijk voorbeeld van. Een taal begint bij een eigen alfabet. En zo lang een bundeling dialecten geen taal creëert van zichzelf, zal deze uit steeds meer gebieden van het leven verbannen worden en uiteindelijk uitsterven. Op Limburgse scholen was het Limburgs tijdens mijn jeugd al verboden, uit de media is het alweer een paar decennia verbannen. Nieuwkomers in Limburg — na de Molukkers en wellicht nog de eerste Turken — leren al lang geen Limburgs meer. Het Catalaans heeft daarentegen een algeheel verbod door veertig jaar gewelddadige, nationalistische dictatuur overleefd en is inmiddels in Catalonië de eerste en in de Valenciaanse Gemeenschap de tweede officiële taal, naast het Castiliaans.

Het zal voor velen ook niet makkelijk zijn om het schrift aan te passen, juist vanwege dat Nederlandse alfabet dat diep zit ingesleten sinds die lagere school. Wat echt helpt is het Limburgs als een eigen taal te zien, net als iedere andere taal die je naast het Nederlands geleerd hebt te schrijven.

Een aanmoediging, eerste stappen en moeilijkheden

Het is een lastige opgave een alfabet te ontwikkelen dat de taal — liefst ‘landsgrensoverschrijdend’ — zoveel mogelijk recht doet en regionale verschillen goed kan overbruggen. Enkele suggesties heb ik echter al. Ik hoop dat Limburgers inclusief diverse taalgenootschappen deze willen overwegen, dan wel overnemen.

  • De Nederlandse samenvoegingen ‘ui’ en ‘oe’ worden niet meer als zodanig gebruikt en voor de ‘oe’-klank wordt de Duitse ‘u’ gebruikt die een lange ‘oe’ mogelijk maakt (‘uu’). De Nederlandse lange ‘uu’ wordt voortaan met een umlaut geschreven en is in werkelijkheid kort (als in de Nederlandse naam Ruud), dus ‘ü’, waardoor een ware lange ‘uu’ kan worden gemaakt als in het woord züüd (i.t.t. Rüd, bün of snüpche). Voorbeelden van de nieuwe ‘ui’: het Nederlandse vrouw verliest in het Limburgs de overbodige (en in de weg zittende) ‘w’ en de verkleining krijgt een umlaut: vrou → vröüche, net zoals kebouter → keböüterche of auto → öüteche. De korte en de lange ‘oe’ worden simpelweg uitgedrukt door respectievelijk de ‘u’ en de ‘uu’, evenals trouwens de korte en lange ‘i’ door de ‘i’ en de ‘ii’ (“Ich stond door de ruut noh buute te kiike”, “Kick ens waat einen trup doh!”).

  • De ‘ch’ wordt afhankelijk van de regio en de context binnen het woord als een ‘ch’ of een ‘k’ uitgesproken. Dus ik wordt ich, waarbij Noord-Limburgers die gewoon als ik kunnen blijven uitspreken. De Maastrichtse variant iech verdwijnt ook uit het schrift. De uitspraak van de ‘i’ verschilt dan simpelweg per regio.

  • De uitgang ‘-je’ in verkleinwoorden wordt vervangen door de Duits-Ripuarische variant ‘-che’ (zoals het kölsche ‘Bickendorfer Büdche’) en komt hiermee in lijn met dezelfde uitgang die in veel Limburgse regio’s met een ‘k’ worden uitgesproken (pröpche of knüpche). Een voorbeeld waar de uitspraak nooit een ‘k’ is, is na een ‘t’ of een ‘d’: ein bitche als vertaling van een beetje of ein bisschen.

  • De ‘j’ tussen ‘st’ en ‘sp’ verdwijnt ook en is in regio’s beneden de Uerdinger Linie impliciet, evenals in het Hoogduits. Ook op andere plekken waar het Duits de ‘sch’ zou gebruiken wordt de ‘sj’ erdoor vervangen uit oogpunt van de regionale eenheid. Waar de Noord-Limburger schra(a)vele zegt met de Nederlandse uitspraak spreekt een Zuid-Limburger hetzelfde woord met een Duitse uitspraak uit (‘sjr’). De spelling is voor beiden gelijk.

Voor namen geldt dit nieuwe alfabet eveneens, zoals we al bij Ruud/Ruudje → Rüd/Rüdche zagen. Natuurlijk kun je er bij een naam als deze over twisten of namen leenwoorden uit het Nederlands zijn of niet, maar voor bijvoorbeeld Joep geldt dat al niet, omdat Jupp ook in het Rijnland een gebruikelijke roepnaam is voor mensen die Josef heten en dus niet een puur Nederlandse naam is. Bovendien krijgt de naam in de Limburgse verkleining een umlaut, die dus ook zo geschreven hoort te worden: Joep/Juupke is dus incorrect en wordt Jup(p)/Jüp(p)che. Ook mijn eigen roepnaam ontkomt natuurlijk zeker niet aan de nieuwe spelling. Ik breng hem als ik Limburgs of Duits schrijf tegenwoordig in lijn met mijn naamgenoten aan de overzijden van de grenzen met Duitsland en duitstalig België. Funs wordt Fönz.

Ik ben me er terdege van bewust dat er onoverbrugbare verschillen zijn in het taalgebied, zoals met name tussen de ripuarische regio en de overige wat betreft werkwoorden, bijvoorbeeld hebbe - höbbe - ha(n). Desalniettemin zijn er genoeg vlakken waarop eenheid gecreëerd kan worden, opdat op termijn de communicatie ook schriftelijk wat beter kan gaan vlotten in het Limburgs en er misschien zelfs ooit op scholen nog les gegeven mag worden in het Limburgs. Anders zal het Limburgs onherroepelijk uitsterven. Het zal voor velen ook niet makkelijk zijn om het schrift aan te passen, juist vanwege dat Nederlandse alfabet dat diep zit ingesleten sinds die lagere school. Wat echt helpt is het Limburgs als een eigen taal te zien, net als iedere andere taal die je naast het Nederlands geleerd hebt te schrijven.


Profile picture

Written by Alfons Seelen who lives in Europe and writes about society, regionalism, work, mental health, and economics | Follow him on LinkedIn