Erfschuld: het algemeen geaccepteerde negatieve basisinkomen

November 30, 2021

boat-inheritance-debt

De voornaamste reden waarom wonen zo duur is en wat er tegen te doen is.

Stel je eens een wereld voor waarin een nieuwe generatie geboren wordt en het land te verdelen heeft, dat door de voorgaande verdwenen generatie voor hen is achtergelaten. Samen hebben ze het land en de bebouwing die erop staat geërfd van hun voorouders. Daar moeten ze goed voor zorgen, onderhoud en herbouw kost moeite. Daar moeten ze samen voor werken. Dat werk is hun investering voor zichzelf en de volgende generatie, om aangenaam te kunnen wonen. Ieder individu heeft niet niks, maar een stukje aarde met een woonplekje erop, dat hier en daar aan onderhoud toe is. Die aarde is gratis en vervult onze primaire levensbehoefte, namelijk een plek voor onszelf om te verblijven, te eten, te slapen, om arbeid te verrichten.

Een primaire levensbehoefte ontberen

In mijn werkelijkheid klinkt deze introductie sprookjesachtig. Het startpunt of nulpunt van waaruit je een bestaan opbouwt, is een stukje aarde, waarop een huisje staat of ten minste gebouwd mag worden, waarin je kunt wonen en werken. In de huidige maatschappij is het startpunt voor de meesten echter niets hebben, waarbij men zo’n plekje mag lenen, uiteraard tegen betaling. Dat lijken we massaal te hebben geaccepteerd, of we staan er niet eens bij stil. Ik ben me jaren geleden gaan afvragen van wie die plek dan is, waarvoor wij betalen, ofwel, naar wie dat geld gaat en waarom er überhaupt voor betaald moet worden.

Wie niets erft, heeft niet niets, maar heeft feitelijk een schuld. Hij kan namelijk niet nergens wonen.

Het simpele antwoord is: we betalen omdat de woningen niet van ons zijn, aan degenen die de woning bezitten, maar voor zichzelf niet nodig hebben. Dat principe wordt het meest duidelijk bij een private huurwoning. Je huurbaas heeft een aantal woningen uit familiebezit overgedragen gekregen en verhuurt ze, omdat hij ze zelf niet allemaal nodig heeft. Jij hebt niets gekregen en betaalt dus iemand anders voor het feit dat hij er jou een uitleent. Die verhuurder heeft daar natuurlijk ook werk en kosten aan, dus dat is fair, zullen veel mensen zeggen. Ik zal de woonlasten hieronder daarom verder ontleden om het principe helderder te krijgen. Troebeler wordt het principe als je een woning huurt van een grote corporatie of als je een huis koopt en een hypotheek afsluit. Desalniettemin geldt het nog steeds.

Alles is van iemand, zeker alle grond met woonbestemming, of dat nu de gemeente, een persoon, een bedrijf of een investeringsmaatschappij is. Een plek om te wonen en te werken is een primaire levensbehoefte. Wie niets erft, heeft niet niets, maar heeft feitelijk een schuld. Hij kan namelijk niet nergens wonen en werken. Het treurige feit is, dat de meerderheid van de mensen zo’n schuld heeft. Dat betekent, dat een minderheid een enorm tegoed heeft op de meerderheid. Voor de meeste mensen is de maandelijkse betaling voor hun woongenot echter een vanzelfsprekendheid. Dat is deels ook zo, maar deels ook niet. Iedereen met een huurwoning of hypotheek, die daarnaast niet nog een berg aandelen of spaargeld van een paar ton of meer heeft, heeft bij de huidige woningprijzen feitelijk een gebrek aan middelen en is in zekere zin arm te noemen, omdat zijn schulden groter zijn dan zijn bezit. Bedenk eens hoeveel mensen in jouw land een woning huren of een hypotheek hebben (uit geldgebrek i.p.v. fiscaal voordeel). Al deze mensen betalen dus iedere maand rente aan de veel kleinere groep die veel heeft. Een kleine groep roomt maandelijks de inkomens van de rest af.

Samenstelling woonlasten

Grofweg zijn er in de woonlasten drie basispijlers te noemen: afschrijving (1), rente (2) en belastingen (3). De bouw, herbouw of onderhoud van de woning, in economische termen afschrijving genoemd, is iets waar niemand aan ontkomt, zoals in de introductie al omschreven werd. Rente en belastingen komen er echter bovenop en omvatten voor de meeste mensen een substantieel deel van de totale lasten. Daarnaast zijn er nog nevenkosten die naar de industrie gaan. Dat zijn alle beroepsmatige werkzaamheden die buiten bouw en onderhoud vallen, zoals notariskosten, hypotheekadvies en -afsluitingskosten, maar ook de verhuurderskosten voor o.a. bemiddeling. Sommige private verhuurders zullen er dan ook wel eens over klagen hoeveel werk ze eigenlijk moeten doen voor het rendement op hun eigendom. Al deze kosten komen uiteindelijk voor de rekening van de bewoner. Ik noem ze industriekosten, omdat er een hele industrie is ontstaan van mensen die — los van het kapitaalrendement — geld verdienen aan ons systeem van wonen, als gevolg van het feit dat niet iedereen al een woning heeft.

Pijler 1 en een deel van pijler 3 zijn de daadwerkelijke woonkosten. Bijvoorbeeld gemeentelijke belastingen die worden geheven voor aanleg en onderhoud van het voetpad voor je huis, of dat nu koop of huur is, moeten door de bewoners gezamenlijk betaald worden. De pijlers 2 en de rest van 3 (bijvoorbeeld de overdrachtsbelasting, lees verhuisboete) kunnen feitelijk worden gezien als een negatief basisinkomen. Zowel de huurder als de koper met hypotheek betaalt rente of rendement op het kapitaal dat hij niet bezit, maar wel nodig heeft als primaire levensbehoefte.

[Technisch commentaar]: de aflossing van een hypotheek reken ik overigens expliciet niet tot de woonlasten, maar zie ik als kapitaalverplaatsing die natuurlijk wel van invloed is op de woonlasten en bij huidige hypotheken een verplicht onderdeel is. Hypotheekaflossing brengt de woonlasten namelijk omlaag, al wordt dat effect bij een annuïteitenhypotheek onzichtbaar gemaakt, doordat de totale maandelijkse kosten gelijk blijven, maar de verhouding aflossing/rente gaandeweg toeneemt.

Van wie zijn dan al die woningen en hoe zijn ze daar terechtgekomen?

Voor een groot deel zijn woningen en de grond eronder indirect in handen van hypotheekverstrekkers, de mensen die kapitaal uitlenen. In het Nederlandse pensioensysteem kunnen het via een omweg zelfs pensioenspaarders zijn die zichzelf een hypotheek verstrekken. Of deze hypotheekverstrekkers op papier de werkelijke bezitters zijn van het vastgoed doet niet eens ter zake. Het punt is dat zij de rente opstrijken, pijler 2. Zij lenen geld uit dat iemand nodig heeft om een huis te kunnen kopen, maar daar het geld niet voor heeft. Bij zo’n hypotheek ontstaan er natuurlijk ook de nodige industriekosten, die de faciliterende organisatie, zoals de bank of de hypotheekadviseur maakt en voor de rekening komen van de geldbehoevende.

Of toen de woningprijzen stegen hebben ze wellicht hun overwaarde laten verzilveren, er een te dure auto voor gekocht, een wereldreis gemaakt of welke andere luxe je maar kunt bedenken.

Daarnaast zijn er ook mensen die kapitaal over hebben en zelf woningen opkopen en verhuren, om rendement op dat kapitaal te krijgen, in goed Nederlands huisjesmelkers genoemd. Zeker als de wettelijke rente op kapitaal laag is, kan het het ondernemersrisico waard zijn om zelf je rendement te bepalen en dus vastgoed te kopen in plaats van geld uit te lenen. De huurder is dan een lucratievere melkkoe dan de koper. Er zijn mede door de lage rente zelfs hybride systemen, waarin mensen goedkoop geld lenen om woningen te kopen die ze vervolgens verhuren: huisjes melken met geleend geld. Zo wordt de uiteindelijke huurder over meerderen lagen aangeslagen op pijler 2. Zowel kapitaalverstrekker als verhuurder willen hun rendement. Het aandeel van pijler 2 op de woonlasten is vaak namelijk zo groot, dat er meerdere partijen maandelijks geld kunnen verdienen over de rug van slechts één erfschuldenaar.

Heel grof geformuleerd is deze situatie ontstaan, doordat onze (voor-)ouders ons met deze schuld hebben opgezadeld. Ze werden zelf uitgebuit of hebben verkocht wat voor ons was en het geld opgemaakt. Dat is onze erfschuld en daarover betalen wij nu de rente, totdat we hem eventueel ooit weer hebben afbetaald. In veel gevallen is deze schuld over vele generaties opgelopen. Veel ouders hebben zelfs nooit de mogelijkheid gehad om hun kinderen een betere toekomst te geven. Als je weinig verdient en je bescheiden inkomen wordt iedere maand fors afgeroomd door je verhuurder, wordt het heel erg moeilijk om iets op te bouwen. Dan staat overleven voorop. Of mensen hebben hard gewerkt, tegen hun eigen erfschuld op, maar zien geen reden om hun kinderen met meer te laten beginnen en eten hun huis op, door bijvoorbeeld van de opbrengst van hun huis een zeer luxe gelijkvloerse woning op toplocatie te gaan huren. Of toen de woningprijzen stegen hebben ze wellicht hun overwaarde laten verzilveren, er een te dure auto voor gekocht, een wereldreis gemaakt of welke andere luxe je maar kunt bedenken. Helaas hebben ze er niet bij stilgestaan dat juist die waardestijging hun kinderen in een nog moelijker parket zou brengen, dat hun erfschuld alleen maar verder is opgelopen. Het wemelt rondom deze groep van de charlatans die makkelijk geld willen verdienen. Het is dan ook niet makkelijk om na een leven lang hard werken de opbrengst daarvan af te staan, de ongelijkheid te bestrijden en deze verleidingen het hoofd te bieden. Geld uitgeven aan luxe gaat echter heel snel, maar een schuld aflossen waarover je rente betaalt duurt daarentegen lang.

Het kan niet de bedoeling van een burgerlievende overheid zijn, dat burgers hoge leningen bij het kapitaal in de vorm van hypotheken moeten afsluiten om hun belastingen te kunnen betalen.

De primaire taak van de overheid: zorg dragen voor evenwichtige verdeling van woningen

Het aflossen van die erfschuld voor onszelf en de generaties na ons begint met een mentaliteitsverandering, zeker in Nederland is het bewustzijn over de verantwoordelijkheid voor onze nazaten relatief gering. Een financiële bijdrage van de ouders wordt eerder als verwendheid gezien, dan als essentiële noodzaak en morele plicht. Daarnaast is hulp van de overheid van belang. Zij heeft de macht om het ons makkelijker of juist moeilijker te maken onze woonlasten omlaag te brengen. Daarvoor is het aanmoedigen tot opbouw en doorgifte van een beperkt eigendom essentieel, ofwel het omlaag brengen van pijler 2. Het gereedschap daarvoor zijn wetten en belastingen. Belastingen zijn tevens het middel om pijler 3 te sturen.

Essentieel is het in het belastingbeleid de nulgrens te verleggen, ofwel pas beginnen met belasten boven een bepaalde grens, als het aankomt op erf- en vermogensbelasting, dan wel schenkingen. De verliezen aan inkomsten daar kan de overheid compenseren door de belastingen boven die grens te verhogen, bijvoorbeeld oplopend in percentage, zoals bij de inkomstenbelasting, maar dan misschien wel tot 100% bij bedragen boven de vijf miljoen, bijvoorbeeld. Belastingen heffen op doorgifte van bedragen tot pakweg een halve gemiddelde gezinswoning per persoon, zorgen ervoor dat het voor personen zonder hoog inkomen nog steeds lastig blijft om zonder hoge hypotheek een huis te kopen. Het kan niet de bedoeling van een burgerlievende overheid zijn, dat burgers hoge leningen bij het kapitaal in de vorm van hypotheken moeten afsluiten om hun belastingen te kunnen betalen. Dat is wel wat er gebeurt als men als starter erfbelasting en overdrachtsbelasting moet betalen. De huidige belastingvrije schenking van 100.000,- euro en een lage overdrachtsbelasting in Nederlands is wat dat betreft een goed begin.

En die hoge prijzen kunnen volgens links dus prima gefinancierd worden met belastingen voor de mensen die met hard werken juist proberen te ontsnappen aan dit wurgsysteem.

Iedereen hypotheekvrij of iedereen in een staatswoning?

Helaas bestaat er juist steeds meer weerstand tegen belastingvoordelen voor vermogenden, zoals dit door de linkse politiek onterecht geframed wordt. In linkse kringen wordt voornamelijk gepleit voor het ontmoedigen van eigendom. Als je dit gedachtegoed verder uitwerkt, woont iedereen idealiter in een volledig door de overheid gereguleerd huursysteem, waarin geen winst wordt gemaakt. De oorzaak is logisch. Vanuit het perspectief van de structureel uitgebuite, arme hurende klasse lijkt de middenklasse — die juist goed bezig is de schaapjes op het droge te krijgen en zijn erfschuld deels af heeft weten te betalen — al snel als rijk. Deze mensen hebben een comfortabel eigen huis waarvoor ze soms per maand nog minder kwijt zijn dan de armlastigen voor hun vochtige huurflat. Mensen met een hypotheekarme woning worden dus als de rijken gezien, i.p.v. als de standaard. Die moeten geplukt worden. De echt rijken lachen zich kapot. De politiek van links tot midden lijkt deze zienswijze te hebben omarmd en zet in op verdere afhankelijkheid door kopen onaantrekkelijker te maken, i.p.v. huren aantrekkelijker.

Het dogma ik heb niks en iedereen die meer heeft dan ik moet daar maar zo veel mogelijk belasting over betalen werkt averechts. Het speelt slechts de middenklasse tegen de onderklasse uit. Het zou enkel functioneren als bezit werkelijk zou worden afgeschaft, zodat er feitelijk helemaal geen huur meer betaald hoeft te worden. Maar zelfs als deze linkse utopie werkelijkheid zou worden - zoals in communistische regimes - is het de vraag of je de overheid dusdanig kunt vertrouwen dat zij met het beheer van het gemeenschapsgoed juist omspringt. Er komt ook dan wel heel veel macht bij een kleine groep terecht, eigenlijk vergelijkbaar met het huidige doorgeslagen kapitalisme. En de vraag is, wat er met dat gemeenschapsgoed gebeurt bij een toekomstige verandering van regime. Ik denk daarbij uiteraard aan de oligarchen in Rusland. Goed, ervan uitgaande dat bezit dus niet wordt afgeschaft, blijven of worden ook al die miljoenen sociale huurwoningen die de overheid moet gaan laten bouwen bezit van iemand. Die partijen die de grond daarvoor beschikbaar stellen doen dat niet uit generositeit, zelfs als het de gemeente zelf is die de grond in haar bezit heeft, wil ze daar de marktwaarde voor, en de eigenaar zijn rendement. De partijen die dat werk moeten gaan uitvoeren willen ook maximaal rendement op hun investering. En zo ontstaan sociale huurwoningen die nog steeds veel te duur zijn, omdat er nog steeds een hoop geld naar het kapitaal wegvloeit. En die hoge prijzen kunnen volgens links dus prima gefinancierd worden met belastingen voor de mensen die met hard werken juist proberen te ontsnappen aan dit wurgsysteem. Dat zijn de mensen die — naast hun in Nederland vaak immense studieschuld, mede opgelopen door veel te dure studentenwoningen — hun hypotheek aan het aflossen zijn, tegenwoordig vaak tweeverdieners omdat één salaris hiervoor ontoereikend is. Die mensen, net zo goed slachtoffers van het systeem (omdat ze nog geen tijd hebben voor hun kinderen of zelf boodschappen te doen), worden juist door links gepakt en zo naar rechts gedreven, zodat met hun stem vervolgens het grootkapitaal op zijn wenken bediend wordt (zie de politiek van de afgelopen twintig jaar in Nederland (Balkenende, Rutte)).

De overheid is er mijns inziens in de kern om ons tegen elkaar te beschermen, bijvoorbeeld door in te grijpen bij geweld, of dat nu fysiek geweld of financiële uitbuiting is. Binnen die veilige omgeving heeft de burger vervolgens de verantwoordelijkheid voor zichzelf en zijn naasten te zorgen, voor zover deze daartoe in staat is. De overheid heeft op het vlak van die bescherming echter enorm verzaakt de afgelopen decennia, de oren te veel laten hangen naar het kapitaal, zich laten chanteren met het toverwoord werkgelegenheid. Uitbuiting heeft vrij spel gekregen onder een slechte meester van de vrije markt. Ook het in stand houden van een woonsysteem gebaseerd op erfschuld en oplopende woonlasten is de overheid aan te rekenen. De rendementen op kapitaal en vastgoed zijn de uitkeringen die elke maand door het overgrote arme deel van de bevolking betaald worden aan de rijken, opdat zij zich nog meer luxe kunnen permitteren en kunnen investeren in nog meer inkomstenbronnen, wederom ten koste van diezelfde bevolking. Het is daarom geen wonder dat de arme burger zich in de hoek gedreven voelt en de overheid nu verzoekt zijn problemen op te lossen, zoals wonen betaalbaar te maken. Maar de systemen die links doorgaans bedenkt zijn pleisters op slecht beleid, niet de heling van de problemen op de lange termijn. Dat geldt voor zowel het toeslagensysteem als het huidige sociale huurstelsel met al zijn haken en ogen. De kern van het probleem is dat de welvaart zeer ongelijk verdeeld is en dat de overheid niet heeft gestimuleerd deze ongelijkheid te verkleinen, eerder toelaat dat zij verder oploopt. De overheid kan de huidige problemem echter niet alleen oplossen, maar is de burger wel moreel verplicht te helpen door voorlichting en beleid.

Commentaren: ruilhandel, bevolkingsgroei en woningprijzen

Ook als de overheid haar best doet gelijkheid te bevorderen, zal er altijd een zekere mate van ongelijkheid blijven in particulier bezit. Zelfs als iedereen een eigen woning bezit, zal de ene plek populairder zijn dan de andere, de ene woning groter of mooier dan de ander. Dat is echter niets vergeleken bij de huidige ongelijkheid. Een van de commentaren die ik kreeg op het systeem van overerving van woonplek, ging over de behoefte aan verhuizen. Maar daarvoor bestaat nu juist de woningmarkt, waarin woningen feitelijk met elkaar geruild worden. Zo kan iemand een kleine bovenwoning in Amsterdam verkopen om er een groot huis in Kerkrade voor terug te kopen. Ook groei is mogelijk, met spaargeld door harder werken en eventueel met een klein hypotheekje, voor wie dat wil. Het punt is: deze behoefte aan verhuizen en de daardoor ontstane ruilhandel van woningen staan volledig los van het principe een woonplek door te geven aan je nakomelingen.

In andere Europese landen zie je dat de financiering veel moeilijker is dan in Nederland. Uit de wens om de huizenmarkt voor starters toegankelijk te maken, werd in Nederland daarentegen telkens beleid gemaakt om meer te kunnen lenen, tot 100% plus een starterslening.

Een ander commentaar ging over bevolkingsgroei. Zeker zorgt bevolkingsgroei ervoor dat we niet klaar zijn met het overerven van bestaande woningen. Er zal bijgebouwd moeten worden, er zal grond voor bebouwing beschikbaar gemaakt moeten worden, of men zal de plek die er is met meer mensen moeten delen en bijvoorbeeld bij herbouw meerdere woningen op dezelfde plekken moeten plaatsen dan voorheen. Als een gezin met drie of meer kinderen niet veel te verdelen heeft, zullen de kinderen een slechtere uitgangspositie hebben dan ouders met hetzelfde vermogen met slechts één kind. Die verschillen zullen blijven, maar ook die ongelijkheid valt in het niet bij de huidige. Bovendien behoort het in de eerste plaats tot de verantwoordelijkheid van de ouders om goed voor hun nageslacht te zorgen en veel jongen krijgen waar je niet voor kunt zorgen is nergens in het dierenrijk een goed idee.

Men zal zich wellicht tevens afvragen wat de effecten zijn op de woningprijzen, van het stimuleren van overerving. Die zullen inderdaad alleen maar verder stijgen als starters meer kapitaal in handen hebben. Dat is precies de reden van de politiek om erfbelasting te verhogen en belastingvrije schenkingen af te schaffen. Inderdaad, die effecten zijn er ook, maar het is de verkeerde incentive. In andere Europese landen zie je dat de financiering veel moeilijker is dan in Nederland. Uit de wens om de huizenmarkt voor starters toegankelijk te maken, werd in Nederland daarentegen telkens beleid gemaakt om meer te kunnen lenen, tot 100% plus een starterslening. Dit pyramideschuldensysteem heeft de prijzen alleen maar opgedreven en daar ligt nu dan ook dé sleutel om de woningmarkt weer te stabiliseren. De angst voor prijsdaling heeft de Nederlandse politiek weerhouden van het nemen van de juiste maatregelen. Die angst is juist zo groot, doordat mensen hun huis volledig op krediet hebben gekocht en zich dus een prijsdaling niet kunnen permitteren, met als gevolg: het vastlopen van de markt, met nieuwe financieringsprikkels en daardoor verdere waardestijging tot gevolg. Deze vicieuze cirkel kan men het best zo spoedig mogelijk doorbreken, maar dit zal helaas slachtoffers maken. Het is dan ook de taak van de falende overheid deze slachtoffers te compenseren. Dat is trouwens ook nodig om de noodzakelijke maatregelen politiek haalbaar te maken.

Van grootouders naar kleinkinderen

Het probleem van een erfenis — als die al komt — is, dat die vaak te laat komt. In een gezonde familie zonder ziekten zal iemand tegenwoordig zijn ouders vaak pas verliezen rond of zelfs na zijn zestigste, terwijl hij op zijn dertigste wellicht al ging samenwonen en een gezin wilde stichten. Dat betekent — in geval dat het kopen van een woning op die leeftijd überhaupt al haalbaar was — dat de hypotheek juist is afgelost en er dertig jaar lang te hard gewerkt heeft moeten worden om het kapitaal haar rendement te kunnen betalen. Het kwaad is dan grotendeels al geschied, de deeltijdslavernij reeds achter de rug. De eigen kinderen zijn echter bij het overlijden van hun grootouders, juist op de leeftijd zich zelfstandig te maken. Dat is het perfecte moment om een financiële bijdrage te ontvangen om met zeer beperkte schulden te kunnen starten. Daarom zou men er naar kunnen streven de opbrengst van het huis van oma en opa (deels) direct door te sluizen naar de kleinkinderen. Een koppel van 30 jaar oud kan dan in totaal rekenen op een bijdrage uit het te verdelen vermogen van vier grootouderparen, wat een start op de woningmarkt ineens veel makkelijker maakt, al is het maar een kleine flat, hij is wel grotendeels vrij van hypotheek als de laatste grootouder gestorven is. Bovendien ontstaat hier vanzelf een mate van nivellering. De ene grootouder heeft veel kleinkinderen, de ander weinig, de een veel vermogen, de ander misschien helemaal niets. Door de optelsom van vier bescheiden erfenissen, blijft er voor de meeste jonge paren wel een startkapitaaltje over.

Perspectief

Het probleem van de erfschuld is universeel, maar het lijkt in Nederland bijzonder groot, met een woningstelsel waarin relatief veel mensen huren en dus niets aflossen, met nog hogere woningprijzen dan omringende landen, met nog hogere huurprijzen, mede door het specifieke sociale huurstelsel. Intergenerationele solidariteit is naar mijn waarneming in Nederland zeer beperkt. Er bestaat nauwelijks een cultuur waarbinnen financiële hulp aan kinderen bij het kopen van hun eerste woning vanzelfsprekend is. Het tot 100% financieren van een woning is dan ook zeer gebruikelijk. In andere Europese landen, zoals bijvoorbeeld België en Spanje ligt dat beduidend anders, ook bij lange na niet perfect, maar beter dan Nederland. Een gevolg daarvan is, dat volwassen kinderen die als tweeverdieners hard moeten werken om hun hypotheekschuld af te betalen, geen tijd en misschien ook wel helemaal geen meer zin hebben, zich om hun bejaarde ouders te bekommeren. Dat laatste, een gebrek aan loyaliteit aan de eigen ouders, is echter een groot taboe, om psychologisch goed verklaarbare redenen. Ik vind het in het licht van de intergenerationele solidariteit en erfschuld, echter te belangrijk om niet te noemen.

Om de scheefgroei qua welvaart tegen te gaan rest ons weinig anders dan de schuld voor zover we kunnen af te lossen, een plekje op aarde van ons zelf proberen te maken, zonder dat we daarover iemands rendement moeten betalen, hypotheekvrij dus. Daarnaast is het van groot belang dat we aan onze kinderen en kleinkinderen denken en proberen hen bij iedere generatie een betere start te geven, door ons opgebouwde kapitaaltje niet te verbrassen aan luxe. De opbrengst van het huis van opa en oma kan alle kleinkinderen een beetje op gang helpen. Op die manier kunnen we allemaal wat minder hard werken en houden we weer tijd voor elkaar over. Solidariteit creëert solidariteit.


Profile picture

Written by Alfons Seelen who lives in Europe and writes about society, regionalism, work, mental health, and economics | Follow him on LinkedIn